Gebruik je hoofdletters bij opsommingen?
Als een opsomming uit volledige zinnen bestaat, horen de zinnen met een hoofdletter te beginnen. Bestaat de opsomming uit woordgroepen of losse woorden dan worden kleine letters gebruikt.
De enige uitzondering zijn woorden die altijd met een hoofdletter worden geschreven.
Gerelateerde artikelen
Veelgestelde vragen: Taalregels en schrijftips
- Wat is de afkorting van meneer in het Engels?
-
De afkorting van meneer in het Engels is “Mr.” (met een hoofdletter). Deze afkorting staat voor het Engelse “Mister”. De Nederlandse afkorting is ook “mr.”, maar dan met een kleine letter.
De afkorting voor mevrouw is “Ms.”, “Miss”, of “Mrs.”, afhankelijk van de leeftijd en relatiestatus van de vrouw.
- Wat is de afkorting voor de heer en mevrouw?
-
De afkorting voor de heer en mevrouw is “dhr. en mevr.” of “dhr. en mw.”, maar het wordt aangeraden om deze afkortingen voluit te schrijven. Dit geldt ook voor de afkorting van de heer en de afkorting van mevrouw als ze individueel voorkomen.
- Wat is de afkorting van mevrouw in het Engels?
-
De afkorting van mevrouw in het Engels is Ms., Mrs. of Miss, afhankelijk van iemands leeftijd en burgerlijke staat (relatiestatus, huwelijkse staat).
- Ms. is een neutrale optie die kan worden gebruikt voor oudere, ongetrouwde vrouwen, maar ook voor volwassen vrouwen van wie je de relatiestatus niet weet.
- Mrs. is een vorm om getrouwde vrouwen mee aan te spreken
- Miss is een vorm om jonge en/of ongetrouwde vrouwen mee aan te spreken
Ms. is dus de veiligste optie als de leeftijd en burgerlijke staat onbekend zijn.
- Welke signaalwoorden gebruik je in een betoog?
-
Je gebruikt signaalwoorden in je betoog, zodat de verbanden tussen deelzinnen, zinnen en alinea’s duidelijk zijn voor de lezer. Hierdoor kun je je punt beter overbrengen. Je vindt een volledig overzicht van signaalwoorden en voorbeelden voor alle soorten verbanden in ons artikel over signaalwoorden. Ook kun je onderstaande lijst met signaalwoorden downloaden:
- Wat zijn voorbeelden van Duitse signaalwoorden?
-
Voorbeelden van Duitse signaalwoorden zijn:
- Auch (ook)
- Und (en)
- Außerdem (bovendien)
- Sowie (alsook)
- Daneben (Daarnaast)
- Oder (of)
- Nicht nur …, sondern auch (niet alleen …, maar ook …)
- Doch (toch)
- Trotzdem (desondanks)
- Trotz (ondanks)
- Obwohl (hoewel)
- Statt (in plaats van)
- Weil (omdat)
- Deswegen (daarom)
- Dadurch (daardoor)
- Wat zijn voorbeelden van Franse signaalwoorden?
-
Enkele voorbeelden van Franse signaalwoorden zijn:
- D’abord (allereerst)
- Ensuite (daarna)
- Enfin (ten slotte)
- Ainsi que (net zoals)
- Après que (wanneer)
- Avant que (voordat)
- Parce que (omdat)
- Welke 10 woordsoorten kent het Nederlands?
-
Het Nederlands kent 10 woordsoorten, namelijk:
- Zelfstandig naamwoorden
- Werkwoorden
- Bijvoeglijk naamwoorden
- Voornaamwoorden
- Bijwoorden
- Lidwoorden
- Voorzetsels
- Voegwoorden
- Telwoorden
- Tussenwerpsels
- Wat is het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en een voornaamwoord?
-
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
Voornaamwoorden kunnen net als zelfstandig naamwoorden de kern van een naamwoordgroep vormen, en ze komen voor als onderwerp of object bij een werkwoord. In tegenstelling tot zelfstandig naamwoorden kunnen voornaamwoorden wel van vorm veranderen (bijvoorbeeld van “ik” naar “mij”) op basis van de grammaticale context waarin het woord voorkomt.
- Welke soorten zelfstandig naamwoorden zijn er?
-
Er zijn verschillende manieren waarop je onderscheid kunt maken tussen verschillende soorten zelfstandig naamwoorden. Een zelfstandig naamwoord kan ook in meerdere categorieën vallen of van categorie veranderen, afhankelijk van de context.
De belangrijkste soorten zijn:
- Waarom is “me” als bezittelijk voornaamwoord fout?
-
Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m’n”, gebruik je nooit in academische teksten. “Mij” mag alleen gebruikt worden als er een voorzetsel voor staat: “dit onderzoek is van mij”.
- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
-
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
- Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
-
Een bijvoeglijk naamwoord (adjectief) is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Zo kan een bijvoeglijk naamwoord een eigenschap (kenmerk) of toestand beschrijven.
- De rode auto
- De vermoeide vrouw
- De vertraagde trein
Woorden die iets zeggen over een ander soort woord, zoals een werkwoord of de gehele zin, zijn geen bijvoeglijk naamwoorden, maar bijwoorden.
- Wat is een congruentiefout?
-
Het onderwerp van een zin moet altijd corresponderen met de persoonsvorm. Als dat niet gebeurt, is er sprake van een congruentiefout.
- Welk lidwoord moet je gebruiken?
-
Ieder woord is vrouwelijk, mannelijk of onzijdig. Daar hoort een vast lidwoord bij. Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
- Wat is een voorzetsel?
-
Voorzetsels zijn woorden zoals op, onder, in, door, behalve, tussen en tegen. Ze geven de relatie (bijvoorbeeld tijd, plaats of reden) aan tussen het woord waar ze voor staan en de andere woorden in de zin: tijdens de vakantie, in de scriptie, vanwege het slechte weer.
- Hoe voorkom je foutieve samentrekkingen?
-
Om te voorkomen dat je foutieve samentrekkingen gebruikt, moeten de weggelaten woorden:
- dezelfde betekenis hebben;
- dezelfde grammaticale functie hebben;
- hetzelfde getal hebben (allebei enkelvoud of meervoud);
- op de juiste plek in de zin staan;
- in zinnen van gelijke rang staan.
- Wat is een samentrekking?
-
Iets is een samentrekking als een deel van een woord, een woord of meerdere woorden worden weggelaten in een zin. Bij een woordafbreking wordt een streepje neergezet zodat je weet waar iets is weggelaten.
- Wanneer gebruik je een puntkomma?
-
Een puntkomma gebruik je tussen twee hoofdzinnen en bij opsommingen. Hiermee geef je aan dat de twee losse zinnen met elkaar verbonden zijn. In veel gevallen kan een puntkomma ook worden vervangen door een punt.
Na een puntkomma volgt nooit een hoofdletter, tenzij dat woord altijd met een hoofdletter wordt geschreven (zoals een naam).
- Waarvoor gebruik je een dubbele punt?
-
De dubbele punt gebruik je direct voor een opsomming, citaat of uitleg.
De dubbele punt betekent in het eerste deel van de zin meestal “het volgende” of “als volgt” en in het tweede deel van de zin meestal “namelijk”, “want” of “immers”.
- Waar moet je op letten bij opsommingen?
-
Zorg er bij iedere opsomming voor dat:
- de opsommingspunten logisch volgen op de inleidende zin;
- de juiste leestekens worden gebruikt;
- het hoofdlettergebruik klopt;
- de opsommingspunten dezelfde zinsstructuur hebben.
- Waarvoor worden komma’s gebruikt?
-
Komma’s gebruik je om een tekst beter leesbaar te maken. Een komma staat voor een rustpunt in de zin.
Je plaatst meestal een komma als je een pauze hoort in een zin als je deze hardop voorleest. In sommige gevallen moet je altijd een komma gebruiken, en in andere gevallen juist niet. Soms moet je eerst de context snappen om te weten of een komma aan de orde is.
- Wat is een verwijswoord?
-
Een verwijswoord wordt gebruikt om naar andere woorden, woordgroepen of hele zinnen te verwijzen. Hiermee zorg je voor variatie in de tekst. Hetgeen waarnaar je verwijst, wordt het antecedent genoemd.
- Hoe bepaal je de stam van een werkwoord?
-
Je bepaalt de stam van een werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen.
- vrez- is de stam van vrezen
- gev- is de stam van geven
- bepal- is de stam van bepalen
- klaarmak- is de stam van klaarmaken
- antwoord- is de stam van antwoorden
In veel gevallen is de ik-vorm gelijk aan de stam, maar niet altijd. Ga daarom nooit uit van de ik-vorm.
- Wat is ’t ex-kofschip?
-
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord voorkomt in “‘t exkofschip“, zoals bij de stam van het werkwoord werken (werk), dan eindigt het voltooid deelwoord op een –t: gewerkt.
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord niet voorkomt in “’t ex-kofschip”, zoals bij het werkwoord zagen (stam is zag-, g zit niet in ’t exkofschip), dan eindigt het voltooid deelwoord op een –d: gezaagd.
Let op: De ik-vorm is niet altijd hetzelfde als de stam. Bepaal daarom altijd de stam van het werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen.
- Hoe herken je een voltooid deelwoord?
-
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.
Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
- Is het “vindt jij” of “vind jij”?
-
Als je een vraag stelt met de je- of jij-vorm, voeg je geen -t toe aan de stam, zoals “ga jij?” of “neem jij?”
Bij een werkwoord waarvan de stam eindigt op een -d hoor je echter niet dat je de -t moet weglaten, maar zo’n werkwoord vervoeg je wel precies hetzelfde als andere werkwoorden in de vragende vorm.
Fout Goed Vindt je dat ook zo lastig? Vind je dat ook zo lastig? Antwoordt je nog? Antwoord je nog?