Soorten Research Bias | Betekenis & Voorbeelden
Research bias (onderzoeksbias) treedt op als onderzoeksresultaten worden beïnvloed door externe factoren, waardoor vertekende resultaten worden gevonden en verkeerde conclusies worden getrokken.
Bias (vertekening, vooringenomenheid) kan zich voordoen in elke fase van je onderzoek (bijvoorbeeld tijdens dataverzameling, data-analyse, interpretatie of publicatie) en treedt op bij zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Het is belangrijk om bias zoveel mogelijk te voorkomen en te bestrijden, omdat bias de validiteit en betrouwbaarheid van je resultaten vermindert.
Inhoudsopgave
- Actor-waarnemer bias (actor-observer bias)
- Bevestigingsbias (confirmation bias)
- Informatiebias (information bias)
- Interviewerbias
- Publicatiebias (publication bias)
- Onderzoekersbias (researcher bias)
- Responsbias (response bias)
- Selectiebias (selection bias)
- Hoe vermijd je bias in je onderzoek?
- Veelgestelde vragen over onderzoeksbias
Actor-waarnemer bias (actor-observer bias)
Actor-waarnemer bias (actor-observer bias) treedt op als je het gedrag van anderen toeschrijft aan interne factoren, zoals vaardigheden of persoonlijkheid, maar je eigen gedrag toeschrijft aan externe of situationele factoren.
In andere woorden: als je de actor bent in een situatie, zul je eerder gebeurtenissen koppelen aan externe factoren, zoals de omgeving. Als je echter de waarnemer bent in een situatie, en het gedrag van anderen observeert, zul je eerder geneigd zijn om hun gedrag in verband te brengen met hun persoonlijkheid, aard of temperament.
Bevestigingsbias (confirmation bias)
Bevestigingsbias (confirmation bias) is de neiging om informatie te zoeken op een manier die je bestaande overtuigingen ondersteunt en tegelijkertijd alle informatie te negeren die deze overtuigingen tegenspreekt. Dit is vaak onbedoeld, maar leidt wel tot vertekende resultaten en onjuiste (of oneerlijke) conclusies.
Informatiebias (information bias)
Informatiebias (information bias), ook wel metingsbias (measurement bias) genoemd, doet zich voor als belangrijke onderzoeksvariabelen onnauwkeurig worden gemeten of geclassificeerd. Informatiebias treedt op tijdens de dataverzameling en komt vaak voor bij onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van zelfrapportage en retrospectieve dataverzameling. Het kan ook het gevolg zijn van slechte interviewtechnieken of verschil in de mate van herinnering van de proefpersonen.
De belangrijkste vormen van informatiebias zijn:
- Recall bias
- Observer bias
- Perfomance bias
- Regressie naar het gemiddelde (regression to the mean, RTM)
Recall bias
Recall bias (soms herinneringsbias genoemd) is een vorm van informatiebias. Deze treedt op als respondenten worden gevraagd zich gebeurtenissen uit het verleden te herinneren en komt vaak voor in studies waarbij zelfrapportage een rol speelt.
Meestal worden onregelmatige gebeurtenissen (e.g., de aankoop van een huis of auto) langer onthouden dan routinematige gebeurtenissen (e.g., dagelijks gebruik van het openbaar vervoer). Je kunt recall bias verminderen door een pilot-enquête te houden en de herinneringstermijnen zorgvuldig te toetsen. Toets indien mogelijk zowel langere als kortere perioden en controleer op verschillen in herinnering.
Observer bias
Observer bias is de neiging van onderzoeksparticipanten om te zien wat zij verwachten of willen zien, in plaats van wat er werkelijk gebeurt. Observer bias kan de resultaten beïnvloeden in observatieonderzoek en experimenteel onderzoek, waar subjectieve beoordeling (zoals het beoordelen van een medisch beeld) of meting (zoals het naar boven of beneden afronden van bloeddrukmetingen) deel uitmaakt van dataverzamelingsproces.
Observer bias leidt tot over- of onderschatting van werkelijke waarden, waardoor de validiteit van je bevindingen in gevaar wordt gebracht. Je kunt observer bias verminderen door gebruik te maken van enkelblind en dubbelblind onderzoek.
Performance bias
Perfomance bias vindt plaats bij ongelijke behandeling van de onderzoeksgroepen. Performance bias komt vooral voor bij medische experimenten wanneer de participanten op de hoogte zijn van de geplande interventie, therapie of behandeling voordat deze begint.
Studies over voeding, lichaamsbeweging of chirurgische ingrepen zijn erg vatbaar voor deze vorm van vertekening. De bias kan tot een minimum worden beperkt door gebruik te maken van blindering, waardoor participanten en/of onderzoekers niet weten wie in de behandel- of controlegroep zit. Indien blindering niet mogelijk is, is het gebruik van objectieve uitkomsten (zoals data van ziekenhuisopnames) de beste aanpak.
Als de participanten van een experimenteel onderzoek hun gedrag veranderen of verbeteren omdat zij weten dat ze worden bestudeerd, wordt dit het Hawthorne-effect (of waarnemerseffect) genoemd. Het John Henry-effect treedt op als participanten uit de controlegroep zich ervan bewust zijn dat zij worden vergeleken met een behandelgroep. Hierdoor veranderen zij hun gedrag in een poging hun veronderstelde ongelijk te compenseren.
Regressie naar het gemiddelde (regression to the mean)
Regressie naar het gemiddelde (regression to the mean, RTM) is een statistisch verschijnsel dat verwijst naar het feit dat een variabele die bij de eerste meting een extreme waarde heeft, bij een tweede meting de neiging heeft dichter bij het middelpunt van de verdeling te liggen.
Medisch onderzoek is bijzonder gevoelig voor RTM. Hier zullen interventies die gericht zijn op een groep die, of een kenmerk dat, sterk afwijkt van het gemiddelde (e.g., mensen met een hoge bloeddruk) succesvol lijken vanwege de regressie naar het gemiddelde. Dit kan ertoe leiden dat onderzoekers resultaten verkeerd interpreteren, bijvoorbeeld door een specifieke interventie als causaal te bestempelen terwijl de verandering in de extreme groepen toch wel zou zijn opgetreden.
Interviewerbias
Interviewerbias is gerelateerd aan de persoon die het onderzoek uitvoert. Deze vorm van bias kan het gevolg zijn van de manier waarop onderzoekers vragen stellen of reageren op antwoorden, maar ook van andere aspecten van hun identiteit, zoals gender, etniciteit, sociale klasse of waargenomen aantrekkelijkheid.
Interviewerbias vertekent de antwoorden, vooral als de kenmerken op de een of andere manier verband houden met het onderzoeksonderwerp. Interviewer bias kan ook van invloed zijn op het vermogen van de interviewer om een band op te bouwen met de geïnterviewden, waardoor zij zich minder op hun gemak voelen om hun eerlijke mening te delen over gevoelige of persoonlijke onderwerpen.
Publicatiebias (publication bias)
Publicatiebias (publication bias) treedt op als de beslissing om onderzoeksresultaten te publiceren gebaseerd is op de aard of de richting van de resultaten. Onderzoeken met resultaten die als positief, statistisch significant of gunstig voor de onderzoekshypothesen worden beschouwd, zullen eerder worden gepubliceerd vanwege publicatiebias.
Publicatiebias houdt verband met data baggeren (data dredging, ook wel p-hacking genoemd), waarbij statistische toetsen op een dataset worden uitgevoerd tot er iets statistisch significants uitkomt. Aangezien academische tijdschriften de neiging hebben statistisch significante resultaten te publiceren, kan dit onderzoekers onder druk zetten om alleen statistisch significante resultaten in te dienen.
P-hacking kan ook inhouden dat participanten worden uitgesloten of dat de dataverzameling wordt stopgezet zodra een p-waarde van 0.05 is bereikt. Dit leidt echter tot vals-positieve resultaten (Type I-fout) en een oververtegenwoordiging van positieve resultaten in de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur.
Onderzoekersbias (researcher bias)
Onderzoekersbias (researcher bias) doet zich voor als de overtuigingen of verwachtingen van de onderzoeker de onderzoeksopzet of het dataverzamelingsproces beïnvloeden. Onderzoekersbias kan opzettelijk zijn (zoals beweren dat een interventie werkte, zelfs als dat niet het geval is) of onbewust (zoals persoonlijke gevoelens, stereotypen of veronderstellingen de onderzoeksvragen laten beïnvloeden).
De onbewuste vorm van researcher bias wordt geassocieerd met het Pygmalion-effect (ook Rosenthal-effect genoemd), waarbij de hoge verwachtingen van de onderzoeker (e.g., dat patiënten die in een behandelgroep zijn ingedeeld de behandeling succesvol zullen afronden) leiden tot betere prestaties en betere resultaten.
Onderzoekersbias wordt soms ook experimenter bias genoemd, maar deze vorm van bias geldt voor alle soorten onderzoeksprojecten, en niet alleen voor experimentele designs.
Responsbias (response bias)
Responsbias (response bias) is een algemene term die wordt gebruikt om een aantal verschillende situaties te beschrijven waarin respondenten de neiging hebben onnauwkeurige of valse antwoorden te geven in enquêtes en gestructureerde interviews als er persoonlijke vragen worden gesteld.
Dit komt doordat mensen bij de beantwoording van een vraag (bijv. tijdens een interview) meerdere informatiebronnen samenvoegen om hun antwoorden te formuleren. Daarom kan elk aspect van een onderzoek een respondent mogelijk beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de formulering van vragen in enquêtes, de manier waarop participanten de onderzoeker zien, of de drang van de participant om de onderzoeker een plezier te doen en sociaal-wenselijke antwoorden te geven.
Responsbias komt ook voor in experimenteel medisch onderzoek. Als de resultaten gebaseerd zijn op de verslagen van patiënten, kan een placebo-effect optreden. Hierbij melden patiënten een verbetering ondanks het feit dat zij een placebo hebben ontvangen, en geen echte medische behandeling.
De meest voorkomende vormen van responsbias zijn:
- Acquiescence bias
- Vraagkenmerken (demand characteristics)
- Sociale waarschijnlijkheidsbias (social desirability bias)
- Beleefheidsbias (courtesy bias)
- Vraagvolgordebias (question order bias)
- Extreme antwoorden (extreme responding)
Acquiescence bias
Acquiescence bias is de neiging van respondenten om het eens te zijn met een stelling als zij geconfronteerd worden met binaire antwoordopties zoals “eens/niet eens”, “ja/nee” of “waar/niet waar”. Acquiescence wordt ook wel “ja-zeggen” genoemd.
Deze vorm van bias ontstaat ofwel door de persoonlijkheid van de respondenten (i.e., sommige mensen zijn het eerder eens met uitspraken dan oneens, waar het ook over gaat), of omdat respondenten de onderzoeker als een expert zien en meer geneigd zijn het eens te zijn met uitspraken die worden voorgelegd door de onderzoeker.
Vraagkenmerken (demand characteristics)
Vraagkenmerken (demand characteristics) zijn signalen die het onderzoeksdoel aan de respondenten zouden kunnen onthullen, met het risico dat hun gedragingen of opvattingen veranderen. Ervoor zorgen dat participanten niet op de hoogte zijn van van de onderzoeksdoelstellingen is de beste manier om dit soort vertekening te voorkomen.
Sociale waarschijnlijkheidsbias (social desirability bias)
Sociale waarschijnlijkheidsbias (beter bekend als social desirability bias) is de neiging van participanten om antwoorden te geven waarvan zij denken dat die door de onderzoekers of de andere participanten gunstig zullen worden beoordeeld. Deze vorm van bias beïnvloedt vaak studies die zich richten op gevoelige onderwerpen, zoals alcoholgebruik of seksueel gedrag.
Beleefdheidsbias (courtesy bias)
Beleefheidsbias (courtesy bias) komt voort uit een terughoudendheid om negatieve feedback te geven om zo beleefd te zijn tegen de persoon die de vraag stelt. Interviews in kleine groepen, waarbij de participanten op de een of andere manier met elkaar te maken hebben (e.g., een student, een coach en een decaan), zijn bijzonder vatbaar voor deze vorm van bias in onderzoek.
Vraagvolgordebias (question order bias)
Vraagvolgorde bias (beter bekend als question order bias) treedt op als de volgorde waarin de vragen worden gesteld van invloed is op de manier waarop de respondent de vragen interpreteert en beoordeelt. Dit doet zich vooral voor wanneer eerdere vragen context bieden voor latere vragen.
Bij het beantwoorden van opeenvolgende vragen kunnen respondenten hun antwoorden baseren op eerdere vragen (ook wel een halo-effect genoemd), wat kan leiden tot systematische vertekening van antwoorden.
Extreme antwoorden (extreme responding)
Extreme antwoorden of extreme responding is de neiging van een respondent om een extreem antwoord te geven, waarbij het laagste of hoogste antwoord wordt gekozen, zelfs als dat niet de echte mening is. Extreem reageren komt vaak voor in enquêtes die gebruikmaken van likertschalen. Deze vorm van bias vertekent de ware gedragingen en meningen van mensen.
Zowel de houding tegenover de enquête als culturele componenten kunnen een oorzaak van extreme responding zijn. Mensen uit culturen waar het collectief belang is, hebben bijvoorbeeld de neiging extreme antwoorden te geven in termen van instemming, terwijl respondenten die uit een individualistische samenleving komen of die onverschillig zijn over de vragen extreme antwoorden kunnen geven (in termen van het oneens zijn).
Selectiebias (selection bias)
Selectiebias (selection bias) is een overkoepelende term voor situaties waarin bias in het onderzoek wordt geïntroduceerd door factoren die de onderzoekspopulatie beïnvloeden.
Veelvoorkomende vormen van selectiebias zijn:
- Steekproefbias (sampling bias)
- Uitvalsbias (attrition bias)
- Zelfselectiebias (self selection bias)
- Overlevingsbias (survivorship bias)
- Participatiebias (participation bias)
- Ondervertegenwoordigingsbias (undercoverage bias)
Steekproefbias (sampling bias)
Sampling bias (ook wel steekproefbias of ascertainment bias) treedt op als je steekproef (de individuen, groepen of data die je voor je onderzoek verkrijgt) zodanig is geselecteerd dat deze niet representatief is voor de populatie die je analyseert. Sampling bias bedreigt de externe validiteit van je bevindingen en beïnvloedt de generaliseerbaarheid van je resultaten.
De makkelijkste manier om sampling bias te voorkomen is door een aselecte steekproef te gebruiken. Op die manier heeft elk lid van de populatie die je bestudeert een gelijke kans om in je steekproef te worden opgenomen.
In de medische wereld wordt sampling bias vaak ascertainment bias genoemd.
Attrition bias
Attrition bias (ook (selectieve) uitvalsbias genoemd) treedt op als participanten die met een onderzoek stoppen systematisch verschillen van participanten die blijven deelnemen. Attrition bias is vooral problematisch bij een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep (RCT) voor medisch onderzoek, omdat participanten die de ervaringen niet leuk vinden of ongewenste neveneffecten hebben kunnen afhaken en de resultaten kunnen beïnvloeden.
Je kunt attrition bias minimaliseren door participanten redenen te geven om het onderzoek te voltooien (e.g., een cadeaubon als ze elke sessie met succes bijwonen). Het is ook een goede aanpak om meer participanten te werven dan je nodig hebt, of het aantal vervolgsessies of vragen tot een minimum te beperken.
Zelfselectiebias (self selection bias)
Zelfselectiebias (self selection bias), ook wel volunteer bias genoemd, doet zich voor als personen die zich vrijwillig voor een onderzoek aanmelden, bepaalde kenmerken hebben die van belang zijn voor het onderzoek.
Zelfselectiebias leidt tot vertekende data, omdat de respondenten die ervoor kiezen deel te nemen niet representatief zijn voor de populatie. Je kunt deze vorm van bias vermijden door gebruik te maken van willekeurige toewijzing (randomisatie), bijvoorbeeld door participanten in een behandelgroep of controlegroep te plaatsen nadat ze zich vrijwillig hebben opgegeven voor deelname aan het onderzoek.
De participatiebias (non-responsbias) is hier sterk aan gerelateerd. Deze vorm van bias treedt op als een participant weigert deel te nemen aan een bepaald onderzoek of zich terugtrekt voordat het onderzoek is afgerond.
Overlevingsbias (survivorship bias)
Overlevingsbias (survivorship bias) treedt op als je niet alle participanten evalueert, bijvoorbeeld door alleen de patiënten te analyseren die een klinische behandeling hebben overleefd.
Dit verhoogt de kans dat je onjuiste conclusies trekt op basis van degenen die een soort selectieproces hebben doorstaan. Je concentreert je op de “overlevenden” en vergeet degenen die een soortgelijk proces hebben doorgemaakt en het niet hebben overleefd.
Participatiebias (participation bias)
Participatiebias (ook wel non-responsbias genoemd) treedt op als degenen die niet reageren op een enquête of onderzoek anders zijn dan degenen die wel reageren op manieren die van cruciaal belang zijn voor de doelstellingen van het onderzoek. Dit komt vaak voor bij enquêteonderzoek, als participanten niet kunnen of willen deelnemen vanwege factoren zoals gebrek aan de nodige vaardigheden, gebrek aan tijd, of schuldgevoel of schaamte in verband met het onderwerp.
Je kunt non-responsbias beperken door de enquête in verschillende formaten aan te bieden (e.g., een online enquête maar ook een papieren versie die per post wordt verstuurd), door vertrouwelijkheid te garanderen en door herinneringen te sturen om de enquête in te vullen.
Undercoverage bias
Undercoverage bias (soms ook ondervertegenwoordigingsbias genoemd) treedt op als je een steekproef trekt uit slechts een deel van de populatie waarin je geïnteresseerd bent. Online enquêtes zijn bijzonder gevoelig voor undercoverage bias. Hoewel ze goedkoper en effectiever zijn dan andere onderzoeksmethoden, kunnen ze tot undercoverage bias leiden omdat mensen zonder internet worden buitengesloten.
Hoe vermijd je bias in je onderzoek?
Het is niet mogelijk om bias in je onderzoek helemaal te voorkomen, maar bias kan worden beperkt door een goede opzet en uitvoering van het onderzoek. Hier zijn enkele tips:
- Leg in je methodologie duidelijk uit hoe je onderzoeksopzet zal helpen de onderzoeksdoelstellingen te halen en waarom dit de meest geschikte onderzoeksopzet is.
- Zorg er bij kwantitatieve studies voor dat je een aselecte steekproef gebruikt om de participanten te selecteren. Als je een experiment uitvoert, zorg er dan voor dat je randomisatie gebruikt om de participanten aan je behandel- en controlegroep toe te wijzen.
- Houd rekening met participanten die zich tijdens het onderzoek terugtrekken of de follow-up niet opvolgen. Als zij zich om een bepaalde reden terugtrekken, kan dat je resultaten vertekenen. Dit geldt met name voor longitudinale onderzoeken.
- Gebruik triangulatie om de validiteit en betrouwbaarheid van je bevindingen te waarborgen.
- Formuleer je enquête- en interviewvragen op een neutrale, niet-oordelende toon. Zorg ervoor dat je vragen de participanten niet in een bepaalde richting sturen.
Overweeg het gebruik van een logboek. Daarin kun je de details van elk interview noteren, met speciale aandacht voor de invloed die je op de participanten hebt gehad. Deze data kun je opnemen in je uiteindelijke analyse en verslag (bijvoorbeeld in de discussiesectie).
Veelgestelde vragen over onderzoeksbias
- Waarom is bias in onderzoek een probleem?
-
Research bias tast de validiteit en betrouwbaarheid van je onderzoeksresultaten aan. Bias leidt tot onjuiste conclusies en een verkeerde interpretatie van de waarheid. Dit kan ernstige gevolgen hebben in bepaalde vakgebieden, zoals medisch onderzoek, waarin nieuwe behandelingsvormen worden geëvalueerd.
- Wat is het verschil tussen observer bias en actor-observer bias?
-
Observer bias treedt op als veronderstellingen, opvattingen of vooroordelen van de onderzoeker van invloed zijn op wat de onderzoeker ziet en vastlegt in het onderzoek.
Actor-observer bias heeft betrekking op situaties waarin respondenten interne factoren (e.g., slechte karakter) gebruiken om het gedrag van anderen te verklaren, en externe factoren (e.g., moeilijke omstandigheden) om hetzelfde gedrag bij henzelf te rechtvaardigen.
- Wat is het verschil tussen response en non-responsbias (participatiebias)?
-
Response bias is een algemene term die wordt gebruikt om enkele verschillende omstandigheden of factoren te beschrijven die respondenten ertoe aanzetten om tijdens enquêtes of interviews onnauwkeurige of foute antwoorden te geven. Deze factoren variëren van de sociale positie of het voorkomen van de onderzoeker, tot de formulering van vragen in enquêtes.
Non-response bias (participatiebias) doet zich voor als mensen die een enquête invullen verschillen van degenen die dat niet deden op manieren die relevant zijn voor het onderzoeksonderwerp. Non-respons kan het gevolg zijn van het feit dat mensen niet in staat zijn of niet bereid zijn deel te nemen aan het onderzoek.
- Wat is een sampling bias?
-
Een sampling bias treedt op als bepaalde individuen uit een populatie een grotere kans hebben om in de steekproef te worden opgenomen dan andere individuen uit die populatie.