Gepubliceerd op
17 november 2018
door
Annemarie Piersma.
Bijgewerkt op
24 juni 2024.
Veel Nederlandse werkwoorden worden gebruikt met een vast voorzetsel, of worden simpelweg vaak in dezelfde combinatie gebruikt. Hiermee worden erg veel fouten gemaakt. Om die fouten te voorkomen hebben wij een overzicht voor je gemaakt.
Gepubliceerd op
10 december 2014
door
Annemarie Piersma.
Bijgewerkt op
24 juni 2024.
Er zijn vier soorten afkortingen:
afkortingen voor woorden en uitdrukkingen, zoals enz. en n.a.v.
algemeen bekende afkortingen van namen en zelfstandig naamwoorden, zoals tv, pc, KLM en VVD.
niet algemeen bekende afkortingen van namen, zoals MEV.
Afkortingen voor maten en statistische aanduidingen.
Afkortingen als enz., n.a.v. en m.b.t. mag je nooit gebruiken in academische teksten. Deze afkortingen moet je altijd uitschrijven. Algemeen bekende afkortingen van namen kun je wel gebruiken.
Als je een afkorting gebruikt die niet algemeen bekend is, schrijf je hem de eerste keer voluit met daarachter de afkorting tussen haakjes. Zoals bij elke taalregel bestaan er een paar uitzonderingen.
Zodra je eenmaal een afkorting hebt geïntroduceerd, moet je hem consistent gebruiken en steeds op dezelfde manier schrijven. Verzin geen nieuwe afkortingen, maar gebruik alleen bestaande afkortingen.
Het beheersen van Kwaliteit, Arbo en Milieu (KAM) is voor veel organisaties een aandachtspunt. Eerst wordt de regelgeving op het gebied van Kam besproken.
Het beheersen van Kwaliteit, Arbo en Milieu (KAM) is voor veel organisaties een aandachtspunt. Eerst wordt de regelgeving op het gebied van KAM besproken.
Het GOB is geregistreerd bij het LRKP, de KvK en GDH.
Het gastouderbureau is geregistreerd bij het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP), de Kamer van Koophandel en de gemeente Den Haag.
Hoofdletters gebruik je in twee situaties: aan het begin van een zin en bij namen.
Je gebruikt ze bij namen van personen, bedrijven, instellingen, merken, wetten, boeken, aardrijkskundige plaatsen, talen, dialecten, volkeren, feestdagen en historische gebeurtenissen. Ook afleidingen van eigennamen en eigennamen in samenstellingen schrijf je met een hoofdletter.
Dat lijkt eenvoudig, maar er zijn ook uitzonderingen. Ook is het soms lastig te bepalen wanneer je met een naam te maken hebt.
Gepubliceerd op
21 maart 2014
door
Annemarie Piersma.
Bijgewerkt op
24 juni 2024.
Voorzetsels zijn woorden zoals op, onder, in, door, behalve, tussen en tegen. Ze geven de relatie (bijvoorbeeld tijd, plaats of reden) aan tussen het woord waar ze voor staan en de andere woorden in de zin: tijdens de vakantie, in de scriptie, vanwege het slechte weer.
Een voorzetsel kun je makkelijk herkennen. Je kunt het altijd voor “de kooi” of “de les” zetten.
Met verbindingswoorden koppel je zinnen aan elkaar en geef je het verband ertussen aan. Zo zorg je voor een duidelijke rode draad en verhoog je de leesbaarheid van je tekst.
Verbindingswoorden worden ook wel signaalwoorden genoemd. Uit het woord kan je lezer het zinsverband al opmaken. Voorwaarde is wel dat je verbindingswoorden op de goede manier gebruikt. Verkeerd gebruik zorgt juist voor verwarring.