Wat zijn externe variabelen in je onderzoek? | Voorbeelden
Bij een experimenteel of correlationeel onderzoek krijg je vaak te maken met externe variabelen (extraneous variables). Dit zijn variabelen die je niet specifiek onderzoekt (waarin je niet geïnteresseerd bent), maar die wel de resultaten van je onderzoek kunnen beïnvloeden.
Als je niet controleert voor externe variabelen, kunnen deze variabelen alternatieve verklaringen vormen voor je resultaten, waardoor je niet in staat bent om met zekerheid conclusies te trekken over de relaties tussen de variabelen waarin je wél geïnteresseerd bent.
Onderzoeksvraag | Externe variabelen |
---|---|
Is er een verband tussen geheugencapaciteit en leesvaardigheid? |
|
Heeft slaapgebrek invloed op de rijvaardigheid? |
|
Draagt blootstelling aan licht bij aan de verbetering van het leervermogen van muizen? |
|
Waarom moet je rekening houden met externe variabelen?
In een experiment manipuleer je een onafhankelijke variabele om het effect op een afhankelijke variabele te onderzoeken. Externe variabelen kunnen de interne validiteit van je onderzoek schaden door alternatieve verklaringen voor de gevonden resultaten te bieden. Je kunt niet met zekerheid uitspraken doen over de causale relatie als je niet gecontroleerd hebt voor de externe variabelen.
Als je niet controleert voor externe variabelen, is het moeilijk om de exacte effecten van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele te bepalen, omdat de effecten van externe variabelen deze kunnen maskeren (false negative, type II-fout).
Het kan ook voorkomen dat de externe variabelen ervoor zorgen dat er wél een invloed lijkt te zijn van de onafhankelijke op de afhankelijke variabele, terwijl er in werkelijkheid geen effect is (false positive, type I-fout).
Het is dus essentieel voor je experimentele design om te controleren voor zulke variabelen. Als je controleert voor een externe variabele, noem je deze vanaf dat moment een controlevariabele.
Externe vs confounding variabelen
Een storende variabele (confounding variable) behoort tot de categorie externe variabelen. Dit type hangt samen met zowel de onafhankelijke als de afhankelijke variabele.
- Externe variabelen zijn alle factoren die je afhankelijke variabele kunnen beïnvloeden.
- Confounding variabelen beïnvloeden de afhankelijke variabele en correleren daarnaast met de onafhankelijke variabele.
Vaak stel je bij een experimenteel of correlationeel onderzoek een conceptueel model op, waarbij je met pijlen de relaties tussen de variabelen aangeeft. In het geval van een confounding variabele trek je een pijl van de confounding variabele naar de onafhankelijke variabele én naar de afhankelijke variabele. Voor de overige externe variabelen trek je alleen een pijl van de externe variabele naar de afhankelijke variabele.
Controleren voor verschillende soorten externe variabelen
Cues over het onderzoek (demand characteristics)
Soms kunnen deelnemers het doel van een onderzoek afleiden uit de materialen, instructies of omgeving, waarna ze deze hints gebruiken om te handelen op een manier die in lijn is met de verwachting. Deze demand characteristics (of onderzoekscues) kunnen de onderzoeksresultaten vertekenen en de externe validiteit of generaliseerbaarheid van de resultaten verminderen.
Je kunt demand characteristics vermijden door het moeilijk te maken voor deelnemers om het doel van het onderzoek te raden. Vraag deelnemers om niet-gerelateerde taken (filler tasks) uit te voeren of voeg irrelevante vragen toe aan de bestaande toets (filler items), zodat je ze afleidt van het ware doel. Het is ook verstandig om participanten op het eind te vragen naar hun verwachtingen over het doel van het onderzoek. Zo kun je controleren of het je gelukt is om participanten te “misleiden”.
Onderzoekerseffecten (experimenter effects)
Onderzoekerseffecten (experimenter effects) worden veroorzaakt door onbedoelde acties van onderzoekers die de resultaten kunnen beïnvloeden.
Er zijn twee soorten onderzoekerseffecten:
- De interacties tussen onderzoekers en participanten kunnen onbedoeld het gedrag van de participanten, en daarmee de resultaten, beïnvloeden.
- Fouten in metingen, observaties, analyses of interpretaties kunnen de resultaten beïnvloeden.
Om onderzoekerseffecten te voorkomen, kun je blindering (blinding) toepassen om de ervoor te zorgen dat participanten of onderzoekers niet weten in welke groep de participant zit. In het geval van dubbelblind onderzoek weten zowel de participanten als onderzoekers niet in welke groep iemand zit, waardoor onderzoekers het gedrag van de participanten niet kunnen beïnvloeden. Een (dubbel)blind onderzoek is niet altijd mogelijk.
Omgevingsvariabelen (situational variables)
Omgevingsvariabelen (situational variables), zoals licht of temperatuur, kunnen invloed uitoefenen op het gedrag van participanten tijdens een experiment. Deze factoren zorgen voor willekeurige fouten of variatie (random error of random variation) in de metingen.
Om de relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen op valide en betrouwbare wijze te kunnen onderzoeken, moet je de invloed van omgevingsfactoren op de resultaten verminderen of (in het meest ideale geval) elimineren.
Om te voorkomen dat omgevingsvariabelen de resultaten beïnvloeden, is het het beste om deze variabelen gedurende het hele onderzoek constant te houden. Je kunt ook controleren voor deze variabelen tijdens de statistische analyses.
Participantvariabelen
Participantvariabelen omvatten alle kenmerken of aspecten van de achtergrond van een participant die de resultaten kunnen beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de genderidentiteit, leeftijd, relatiestatus, geloofsovertuiging en het opleidingsniveau.
Aangezien deze individuele verschillen tussen deelnemers tot verschillende uitkomsten kunnen leiden, is het belangrijk om ook deze variabelen te meten.
Om te controleren voor participanteigenschappen, kun je gebruikmaken van randomisatie om de participanten uit de steekproef te verdelen over de controlegroep en de experimentele groep. Willekeurige toewijzing van participanten zorgt ervoor dat de groepen vergelijkbaar zijn, omdat de participanteigenschappen gelijkmatig worden verdeeld over de groepen.
Veelgestelde vragen
- Waarom zijn controlevariabelen belangrijk voor je onderzoek?
-
Controlevariabelen helpen je om een correlatie of causaal verband tussen variabelen vast te stellen door de interne validiteit te verbeteren.
Als je niet controleert voor relevante externe variabelen, kunnen deze de uitkomsten van je onderzoek beïnvloeden en kun je mogelijk niet aantonen dat de resultaten daadwerkelijk het gevolg zijn van een manipulatie van de onafhankelijke variabele.
- Wat is het verschil tussen een confounding en mediërende variabele?
-
Een storende variabele (confounding variabele) is een derde variabele die de relevante variabelen beïnvloedt, waardoor ze gerelateerd lijken terwijl ze dat niet zijn.
Een mediërende variabele verklaart daarentegen hoe twee variabelen gerelateerd zijn.
- Wat is het verschil tussen externe en confounding variabelen?
-
Een externe variabele is een variabele waarin je niet geïnteresseerd bent (die je niet onderzoekt), maar die wel van invloed kan zijn op de afhankelijke variabele in je onderzoek.
Een confounding variabele valt onder externe variabelen. Dit type beïnvloedt niet alleen de afhankelijke variabele, maar is ook gerelateerd aan de onafhankelijke variabele.
Om het verschil beter te illustreren, gebruiken we het voorbeeld van de hand: alle duimen zijn vingers, maar niet alle vingers zijn duimen. In het geval van deze variabelen zijn alle confounding variabelen externe variabelen, maar niet iedere externe variabele is een confounding variabele.
Citeer dit Scribbr-artikel
Als je naar deze bron wilt verwijzen, kun je de bronvermelding kopiëren of op “Citeer dit Scribbr-artikel” klikken om de bronvermelding automatisch toe te voegen aan onze gratis Bronnengenerator.